#10 - Het gevaar van economische modellen en de strijd van Paul Volcker
"Ervaring uit het verleden leert ons dat wanneer men inflatie opzettelijk aanjaagt, het heel moeilijk onder controle te houden is en heel lastig terug te draaien." ― Paul Volcker
Beste lezers,
Welkom bij editie #10 van Lehman Sisters. Deze week bespreek ik de gevaren van economische modellen, ik duik in de monetaire geschiedenis met het boek Keerpunt 1971 en zoals altijd sluiten we af met een aantal (niet geheel) Random Picks.
Steun mijn werk en deel deze nieuwsbrief met vrienden en bekenden! Dankjewel!
Maar nu eerst een foto van Craig Wright. De beste man claimt Satoshi Nakamoto te zijn en daarmee de uitvinder van Bitcoin. Deze week werd bekend dat Wright de nabestaanden van Dave Kleiman geen 170 miljard hoeft te betalen. Dat Wright Bitcoin creëerde is niet bewezen, laat staan dan hij het samen met Kleiman deed. Wel moet Wright 100 miljoen dollar betalen voor het stelen van intellectueel eigendom van Kleiman.
Verhaal van de week
“All models are wrong, but some are useful”, aldus het cliché van statisticus George Box. Toch schuilt er veel waarheid in dit citaat. Modellen zijn waardevol, maar worden gevaarlijk als we ze verwarren met de realiteit. En dat gevaar ligt altijd op de loer, aangezien het fijn is je vast te houden aan een eenduidig getal of percentage dat met veel stelligheid wordt gepresenteerd in een presentatie of onderzoeksrapport. Veel minder comfortabel, maar toch echt veel beter is accepteren dat de wereld complex en groezelig is, wat betekent dat we onze aannames en voorspellingen continue moeten bijstellen.
Model wordt een doel in plaats van een middel
Het mooie van een model is dat het duidelijke antwoorden geeft: 1 set input geeft 1 set output. Op deze manier kun je verschillende scenario’s of keuzes makkelijk vergelijken. In Nederland vinden we bijvoorbeeld koopkrachtplaatjes heel erg handig. In verkiezingsdebatten worden ze steevast aangehaald:
“Dat kunt u allemaal wel mooi zeggen meneer Klaver, maar volgens de koopkrachtplaatjes gaan de eenoudergezinnen er bij ons meer op vooruit dan bij u.”
Gevaar hierbij is dat politieke partijen niet langer beleid verzinnen dat goed is voor Nederland, maar in plaats daarvan beleid maken dat zorgt voor de mooiste koopkrachtplaatjes. Een beproefd methode is bezuinigingen opschuiven naar de toekomst zodat ze niets doen met de koopkracht in de komende jaren. Nog slinkser is het introduceren van belastingvoordelen die een groot effect hebben op de koopkrachtplaatjes, maar waarvan je van tevoren al weet dat dit in de praktijk anders zal uitwerken. Je kunt voordelen bijvoorbeeld zo ingewikkeld maken dat weinig mensen er aanspraak op zullen maken, simpelweg omdat ze de regels niet begrijpen.
Modellen laten ons de maakbaarheid van de wereld overschatten
“Terwijl de Sovjet-Unie haar centrale vijfjarenplannen afschafte, hebben wij ondertussen drie planbureaus, namelijk het Centraal Planbureau (CPB), het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP).” Aldus Pieter Omtzigt in zijn boek “Een nieuw sociaal contract”. In de maatschappij groeit het gevoel dat de oplossing voor maatschappelijke problemen altijd bij de overheid gezocht moet worden. Of het nu gaat om klimaatverandering, woningnood of ongelijkheid, al gauw is het idee: “Mark Rutte, doe er wat aan.”
Dat gevoel van maakbaarheid wordt versterkt door de dominantie van modellen. Centrale bankiers voorspellen de inflatie met veel overtuiging en de effecten van een nieuwe belasting worden tot ver achter de komma uitgerekend. Het idee ontstaat dat als je maar aan de juiste knoppen draait je precies de uitkomsten krijgt die je wilt. Maar helaas, planeet aarde is nog altijd geen computerspelletje. Voor de beste uitkomsten moet je mensen de ruimte geven fouten te maken en flexibiliteit inbouwen. Complexe regels moeten zoveel mogelijk worden voorkomen aangezien slimmeriken hier vaak misbruik van weten te maken.
Modellen zien belangrijke ‘indirecte’ effecten over het hoofd
Een compleet model bestaat niet en zeker niet voor complexe processen waar meerdere mensen of hele samenlevingen bij betrokken zijn. De toeslagenaffaire legt haarfijn bloot wat dat kan betekenen. Een model kan je vrij precies vertellen wat voor ‘prikkels’ er nodig zijn om ‘verkeerd’ gedrag tot een minimum te beperken. Dat het toepassen van deze ‘prikkels’ in de praktijk leidt tot hartvochtig beleid waarbij mensen die een kleine vergissing maken tienduizenden euro’s terug moeten betalen met alle gevolgen van dien zegt het model er niet bij.
Zelfs wanneer een model inzicht verschaft in de negatieve effecten is de totale omvang hiervan vaak niet inzichtelijk. Zo kan een kleine schuld heel snel een grote schuld worden door wettelijke verhogingen, boetes en incasso- en deurwaarderkosten. Bijbehorende stress kan weer leiden tot gezondheidsklachten en problemen op het werk.
De overdreven focus op modellen laat ons niet breder kijken
Alle tijd die wordt besteed aan ingewikkelde wiskunde die nodig is om kluwen variabelen te analyseren en met elkaar te laten interacteren kan niet worden gebruikt om ons tot theorie te wenden en de wereld op een andere manier te analyseren. Terwijl de verschillende planbureaus steeds machtiger werden binnen de Nederlandse overheid, werd op adviesraden continue bezuinigd. Binnen de economische wetenschap zijn economische geschiedenis en economie filosofie ondergeschoven kindjes.
In het boek Donuteconomie (zie ook mijn bespreking in LS #2) legt Kate Raworth uit hoe het voorspellen van de groei van het bruto binnenlands product de economische wetenschap steeds meer is gaan domineren. Een dergelijke kwantitatieve maatstaf leent zich namelijk erg goed voor wiskundige modellen. Over wat economische groei precies is of wat het zou moeten zijn gaat het bijna nooit. In plaats van het fundament te blijven toetsen en versterken bouwen we een steeds hogere, maar instabiele toren.
Modellen zorgen voor schijnveiligheid
Laten we het hebben over een kalkoen die woont in een mooi hok en dagelijks gevoerd wordt. Elke dag komt het Bureau voor de Statistiek van Kalkoenen langs om te kijken hoe het gaat en iedere dag vullen de statistici hun model met nog meer positieve data. Het rapport “Menselijk ingrijpen leidt tot beter leven kalkoenen” is al bijna af wanneer iets ‘geks’ gebeurt. Het is de woensdagmiddag voor kerst en de kalkoen komt droevig genoeg tot zijn einde en wel door toedoen van zijn ‘grote vriend’. Elk datapunt van voer en goede verzorging had het voorspellende vermogen van het model vergroot, het causale verband tussen gevoerd worden door een mens en een gelukkig kalkoenenleven was steeds duidelijker geworden. Dat de kalkoenen belangrijke variabelen - de motivatie en machtspositie van de mens - over het hoofd zagen kwam niet bij ze op. (Vrij naar Nassim Taleb in De Zwarte Zwaan, hij ontleende het verhaaltje aan een idee van Bertrand Russell.) Laten wij geen kalkoenen zijn en onthouden dat we nooit kunnen uitsluiten dat er cruciale elementen in onze modellen ontbreken. Zo wisten de modellen van het IMF van de 469 recessies wereldwijd in de afgelopen dertig jaar slechts 4 stuks correct te voorspellen. Blind vertrouwen stellen in dergelijke modellen is dan ook onwenselijk.
De gereedschapskist
Kortom, laten we economische modellen vooral als een mooi stuk gereedschap zien en blijven gebruiken, maar laten we ons ook realiseren dat het niet de volledige gereedschapskist is. Laten we modellen en de praktijk goed uit elkaar houden, ons niet verliezen in maakbaarheidsdenken, oog houden voor meer indirecte effecten en onze aannames en ideeën aan rede en theorie blijven toetsen.
Boek van de week
Dat het boek Keerpunt 1971 rijk is aan informatie blijkt wel uit de omvang van mijn aantekeningen: mijn notitie over Keerpunt 1971 telt 6023 woorden… Houd je vast voor een uitgebreide samenvatting.
De aanloop van de aanloop: Chaos
Toen in 1814 De Nederlandsche Bank bankbiljetten begon uit te geven stond op de biljetten: “betaalt aan toonder”, oftewel iedereen kon ten alle tijde zo'n biljet inruilen voor een vaste hoeveelheid goud bij DNB. Dit systeem - wat wereldwijd gemeengoed was - zorgde voor discipline: landen konden niet ineens veel meer geld drukken.
Echter, toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak begonnen landen aan de stoelpoten van het systeem te zagen. Oorlog voeren is duur en landen begonnen allerlei monetaire kunstgrepen uit te halen om dat te kunnen financieren. Als reactie op de kunstgrepen en de effecten op internationale handel voerden landen invoerheffingen en quota’s in wat weer een negatief effect had op de wereldeconomie. Na WO1 bleef het onrustig, in Duitsland was hyperinflatie, in Amerika brak De Grote Depressie uit en als ultieme apotheose was daar de Tweede Wereldoorlog.
De aanloop: Bretton Woods
Economie en politiek kunnen niet los van elkaar worden gezien en het is dan ook niet wonderlijk dat wanneer wereldleiders beginnen na te denken over de tijd ná de Tweede Wereldoorlog het geldstelsel een belangrijk onderwerp is. De uitdaging was om een internationaal raamwerk voor economische samenwerking te creëren waarin de VS zijn machtspositie veilig kon stellen, maar waar ook andere landen mee uit de voeten konden.
In 1944 kwamen in het Amerikaanse plaatsje Bretton Woods de afgevaardigden van 44 landen samen om tot een akkoord te komen. De Britse econoom John Maynard Keynes en de Amerikaan Harry Dexter White - later zou blijken dat hij voor de Russen spioneerde - speelden hierbij een belangrijke rol. Keynes stelde voor een Clearing Union op te richten die moest zorgen voor goede internationale handelsrelaties. Ook moest deze instelling een mondiale munt uitgeven. De “bancor” - natuurlijk is er tegenwoordig een cryptomunt met dezelfde naam in omloop - zou een vaste verhouding hebben tegenover alle munten van de deelnemende landen en daarmee handel vergemakkelijken. De VS voelde hier echter weinig voor, liever zagen zij de dollar als ‘wereldmunt’. En zo geschiedde, in het nieuwe stelsel werden wisselkoersen vastgeklonken aan de dollar en de dollar werd weer vastgeklonken aan goud. Dit betekent dat landen ieder moment hun dollars konden omwisselen voor goud tegen een vaste koers. Er werden nog meer belangrijke besluiten genomen: het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de International Bank for Recontruction and Development (voorloper Wereldbank) werden opgericht. Het is fascinerend hoe een klein groepje mannen met het Bretton Woods akkoord de internationale naoorlogse economie vormgaf.
Het keerpunt: 1971
Bretton Woods was inherent instabiel en dat het systeem in 1971 uit elkaar zou vallen was dan ook onvermijdelijk. Zonder andere landen te waarschuwen houdt Nixon in een televisietoespraak op 15 augustus 1971 zijn landgenoten voor: "De tijd is gekomen voor een nieuw economisch beleid in de Verenigde Staten tegen werkloosheid, inflatie en internationale speculanten." Er komen belastingvoordelen om voor meer banen te zorgen. Alle prijzen en lonen worden voor de komende drie maanden bevroren. En ten derde, de inwisselbaarheid van dollars tegen goud wordt tijdelijk opgeschort.
Het is niet overdreven de mededeling dat dollars niet langer inwisselbaar zijn voor goud te kenschetsen als een monetaire nucleaire bom. Het fundament onder het internationale geldstelsel werd weggeslagen. Tegelijkertijd was de stap onvermijdelijk geweest. Het was onmogelijk gebleken voor één valuta om tegelijkertijd als valuta van een land en als wereldmunt te fungeren. Een gebrek aan economische zelfdiscipline - niet te veel dollars drukken - werd Bretton Woods fataal.
De nasleep: De afgelopen vijftig jaar
Het loslaten van Bretton Woods betekende dat Amerika zich nog vrijer voelde om ongebreideld geld bij te drukken. Het bevriezen van lonen en prijzen hielp in eerste instantie inflatie te temperen, maar in 1973 - toen dit was losgelaten - schoten prijzen vrijwel direct omhoog. In de rest van het decennium zouden prijzen bijna verdubbelen terwijl de economie stagneerde. Hoewel er vaak wordt gedaan alsof inflatie iets natuurlijks is, is dat niet zo. Globalisering en technologische ontwikkeling zorgen namelijk voor productiviteitsgroei: het wordt goedkoper om zaken te maken. In dat licht zou deflatie logischer zijn. Deflatie is goed voor Jan Modaal, want het maakt dat hij meer met zijn zuurverdiende loon kan kopen. Voor de stelling dat deflatie consumptie en daarmee de economie remt is weinig tot geen historisch bewijs aldus Mujagić. In dit licht wordt vaak ten onrechte De Grote Depressie van 1929 aangehaald. Het is waar dat er tijdens deze depressie sprake van deflatie was, maar er was ook al deflatie in de jaren vóór 1929 waarin juist enorme groei werd gerealiseerd.
Inflatie is wel positief voor de houdbaarheid van schulden. Inflatie betekent namelijk dat geld ieder jaar minder waard wordt en schulden dus ook. Het toeval - niet geheel toevallig - wil dat schulden sinds 1971 steeds belangrijker zijn geworden binnen ons economisch bestel. Het steeds verder opvoeren van schulden was de afgelopen decennia mogelijk, omdat een disciplinerend mechanisme als een goudstandaard ontbrak en rentes steeds verlaagd konden worden. De rente is inmiddels praktisch nul, maar centrale banken geven nog niet op.
"Toen hun monetaire wapens bot werden, gingen ze over tot maatregelen die heel af en toe in het verleden gezien werden en die steevast een uiterst ongunstig resultaat hadden. Of dat nu Romeinse keizers waren die van elke zilvermunt een beetje zilver begonnen af te schaven of de leiders van de Weimar-republiek die de financiële problemen van het land makkelijk meenden op te kunnen lossen door gewoon meer geld te drukken. Beide leidden tot hyperinflatie en ontwrichting van de maatschappij."
Bovenstaande is natuurlijk enigszins anekdotisch, maar zelfs als de enorme schuldenberg en monetaire trucs van vandaag de dag niet leiden tot een inflatie-explosie is het ontwrichtende effect van kunstmatig hoge schulden in het algemeen niet te ontkennen. Om te beginnen maakt het hoge schuldniveau economieën kwetsbaarder. Een relatief kleine verandering in rentestanden, het inkomen van huishoudens of de omzetten van bedrijven kan tot grote problemen leiden. Daarnaast zorgen kunstmatig lage rentes ervoor dat schuld op plekken terechtkomt waar het niet hoort, bijvoorbeeld bij bedrijven die eigenlijk ten dode zijn opgeschreven. Zombiebedrijven kunnen commercieel eigenlijk niet mee, maar weten faillissement (heel lang) uit te stellen door steeds nieuwe schulden aan te gaan. Arbeid en kapitaal dat zombiebedrijven gevangen houden is niet beschikbaar voor andere, productievere bedrijven. Het idee dat we alle economische problemen moeten oplossen met meer schuld zorgt ook voor de verkeerde soort crises. Natuurlijke golfbewegingen waarbij creatieve destructie oude bedrijven vervangt voor nieuwe, innovatievere soortgenoten zijn ingewisseld voor kunstmatige, stabiele groei die af en toe ruw wordt verstoord door enorme schuldencrises zoals in 2008. Als laatste en misschien wel belangrijkste, lage rentes en hoge inflatie hebben de middenklasse verzwakt, met alle politieke en maatschappelijke gevolgen van dien.
De nasleep van de nasleep: De toekomst
"Sinds 2007 verkeert de wereld in één grote, lange economische, maatschappelijke en (geo)politieke crisis. De geschiedenis leert ons dat de grande finale nog moet komen.”
De moed zakt je in de schoenen…
“De historie leert ons óók dat na zo'n grande finale betere tijden aankomen."
Gelukkig, er is nog hoop…
We bevinden ons op monetair vlak op een spannend moment in de geschiedenis en een pijnlijke overgangsperiode met grote machtsverschuivingen is niet uit te sluiten. Waar de dollar nu nog een groot deel van zijn wereldwijde dominantie ontleent aan de oliehandel zal dit in een groenere toekomst veranderen. Ondertussen bouwt China aan nieuw, digitaal geld en kunnen we niet om decentrale initiatieven als Bitcoin en Ethereum heen. De ontwikkelingen zullen zich in de komende jaren of zelfs decennia ontvouwen: De eerste bankbiljetten in guldens werden in 1814 gedrukt, maar het duurde tot diep in de jaren veertig van de negentiende eeuw totdat ze algemeen geaccepteerd werden.
Hoe het nieuwe geld er ook uit zal zien, het zal de enorme innovatiegolf die zich nu ontvouwt niet kunnen remmen. De Vierde Industriële Revolutie zorgt ervoor dat het verschil tussen online en offline vervaagt, de fysieke en digitale wereld gaan in elkaar op. Wat voor deuren dit zal openen is onmogelijk te overzien, maar de gevolgen zullen immens zijn. Het zal onze levens makkelijker maken en de aarde minder belasten.
Toegift: Paul Volcker
Paul Volcker is misschien wel de meest iconische centrale bankier die er ooit is geweest. Hij was de geestelijk vader van ‘1971’, maar ook de man die de gevolgen - hoge inflatie - zonder pardon te kop in probeerde te drukken als voorzitter van de Federal Reserve. Eigenlijk had het besluit van 1971 tot hervorming van ‘Bretton Woods’ moeten leiden, aldus Volcker, maar zover zou tot het tot zijn spijt nooit komen.
Volcker zou altijd blijven worstelen met ‘1971’, zeker omdat hij wist dat inflatie de gewone man altijd het hardste raakt. Volcker zelf was altijd een ‘gewone man’ gebleven: Als Fed-voorzitter woonde hij nog in een soort studentengebouw, waar zijn meubilair bestond uit tweedehandsspullen en als hij werd uitgenodigd voor een galafeest ging hij steevast met de metro. Het is te hopen dat de centrale bankiers van nu nog af en toe terugdenken aan deze monetaire reus en de tijd nemen zijn lessen aandachtig bestuderen.
Random Picks
In Mexico probeert Baruch Sanginés street food verkopers letterlijk op de kaart te zetten: hij is een initiatief gestart om deze kleine bedrijfjes toe te voegen aan Google Maps. Lees verder: Rest of World
Wist je dat het Chinese bedrijf Shein meer dan een kwart van de Amerikaanse fast fashion markt heeft overgenomen? Voor het bedrijfsmodel is inspiratie geput uit bedrijven als Zara en met automatisering, articifial intelligence en scherpe supply chains lukt het Shein sneller en goedkoper te zijn dan de concurrentie. Binnen een week kan Shein een nieuw shirtje produceren en online aanbieden: per dag biedt het modebedrijf 6.000 nieuwe items aan wereldwijd. Influencers op TikTok en mobiele games waarmee je kortingen kan vrijspelen doen de rest. Critici wijden het succes vooral aan belastingtrucs, creatief omgaan met intellectueel eigendom van anderen en gebrek aan het nemen van sociale verantwoordelijkheid. Lees verder: Financial Times
Gokken is hot. De Amerikaanse (online) gokmarkt is hard op weg groter te worden dan de film, muziek en boekenindustrie samen. Wat zegt dit over ons? Lees verder: The Atlantic
Medeoprichter Jimmy Wales wil “de geboorte van Wikipedia” veilen als NFT. Volgens sommige Wikipedia-vrijwilligers gaat dit in tegen de ethos van Wikipedia als gratis platform voor kennisdeling. Lees verder: Slate
Tot volgende week!