De tweede economie ter wereld. De grootste populatie. De grootste uitstoter van broeikasgassen. Terwijl de ene politicus stelt dat we niet langer moeten wachten met harde sancties tegen China, gaat de ander op bezoek om de economische betrekkingen ‘verder te ontwikkelen’. Lang was de hoop dat als ‘we’ maar lang genoeg handel met ‘ze’ zouden drijven, China vanzelf op het Westen zou gaan lijken. De koopman en de dominee.
We komen steeds dichter bij de conclusie dat het zo niet werkt. Xi houdt van Amerikaanse films als The Godfather en Mission Impossible en tijdens zijn studietijd had hij de tijd van zijn leven toen hij een aantal weken bij een agrarische familie in Iowa verbleef. Dat betekent echter niet dat Westerse ideeën over democratie en mensenrechten tot norm zijn verheven in dit enorme, rode land…
Het is goed voorstelbaar dat een nieuwe periode zich aandient waarin blokken van macht en economische bedrijvigheid lijnrecht tegenover elkaar staan. Na een Koude Oorlog van Russisch communisme versus Amerikaans kapitalisme begint zich nu een nieuwe tegenstelling te ontvouwen.
Het Westerse verhaal van vrije markten, The American Dream en individualisme is daarbij aan verbouwing toe.
Het Westerse verhaal kan geen verhaal zijn van enorme bedrijven die de facto bepalen hoe onze wereld eruit ziet. Het kan ook geen verhaal zijn waarin de waarde van ‘het collectief’ wordt miskent en solidariteit niet bestaat.
De grootste welvaart wordt niet bereikt als we alles vrijlaten. In zijn boek De Grootste Show Op Aarde doet journalist Koen Haegens haarfijn uit de doeken dat het ontstaan van markten geen natuurlijk en spontaan proces is. In plaats daarvan zijn het overheden of andere machthebbers die markten scheppen en vormgeven met regels en wetten. We hoeven markten niet af te danken, maar moeten verantwoordelijkheid nemen voor de manier waarop ze werken en indien nodig de inrichting aanpassen.
Daarnaast is het tijd om systematisch in te zetten op samenwerking. Vrijheid voor het individu is een groot goed, maar de mens is ook een sociaal dier. Waarom is het niet veel normaler dat wijkbewoners zelf eigenaar en/of beheerder zijn van het park of de moestuin om te hoek? Waarom is het niet de norm dat mensen die arbeid inbrengen (werknemers) net zo’n belangrijke stem hebben binnen bedrijven als de inbrengers van kapitaal (aandeelhouders)?
We moeten ook stoppen lui te zijn, met ‘parttime’ gaan we het niet redden. Alleen door keihard te werken kunnen we de wereld verder ontwikkelen en concurrerend blijven. Ook het besef dat tegenslagen en leed bij het leven horen is cruciaal. Het lijkt me onmogelijk een economisch systeem te creëren dat op perfecte wijze geleidelijk zorgt voor meer voorspoed voor iedereen. We kunnen er naar streven, maar moeten het niet verkrampt proberen op te eisen. Ook de overheid kan niet steeds alle klappen opvangen.
Als we een nieuwe economische weg zijn ingeslagen, is het tijd om onze internationale partners zorgvuldig te kiezen en onze kansen te spreiden. Zwarte Zwanen zullen blijven uitvliegen, dat mag niet verrassen.
Ook met bedrijven en mogendheden die ons minder lief zijn moeten we handel blijven drijven. Het blijft continue een balanseer-act, maar dat is niet anders. We kunnen alleen niet langer kortzichtig zijn binnen deze handelsbetrekkingen. Klimaatverandering en mensenrechten zijn niet slechts onderdeel van gesprek, maar belangrijke factoren wanneer we keuzes moeten maken.
Wanneer bedrijven of overheden weer laten weten ‘het gesprek te blijven voeren over moeilijke onderwerpen’ vraag ik me altijd af wat dat nu precies betekent. ‘Het gesprek blijven voeren’ levert misschien weinig directe resultaten op, maar is wel degelijk belangrijk. Een goede onderhandelaar zal je immers leren dat je altijd moet proberen te achterhalen wat je tegenstrever drijft, wat zijn angsten zijn en waar hij naar verlangt.
Als het om China gaat is het belangrijk te begrijpen dat we het hier hebben over een land dat vijftig jaar geleden nog te maken had met politieke zuiveringen waar miljoenen doden bij vielen (Culturele Revolutie) en waar velen de nasmaak van bittere armoede nog kunnen proeven. Xi’s geschiedenis is deze geschiedenis. Hij was vijftien toen zijn hooggeplaatste vader in onmin raakte en hijzelf naar het platteland werd verbannen, waar hij in een grot woonde. Het verbaast niet dat de hang naar stabiliteit groot is.
Economische vooruitgang in China lijkt af te vlakken en de komende jaren zal moeten blijken of een nieuwe focus op eerlijk delen (‘common prosperity’) het land bij elkaar kan houden. Als ik het enigszins obscure boek China and the Credit Crisis mag geloven hadden we de crisis van 2008 kunnen voorkomen als we toen beter begrepen hoe de Chinese economie vooruit snelde. Ik hoop dat slimme beleidsmakers nu wel hun ogen op deze belangrijke economie hebben gericht.
Kortom, de komende jaren zullen we een nieuwe economische weg moeten kezen. Ondertussen kunnen we de economische kracht van China niet ontkennen en is voor naïviteit niet langer ruimte.